Ontstaan van de Elandsgracht
De Elandsgracht ligt tussen de Prinsengracht en de Singelgracht in de Amsterdamse Jordaan. De Jordaan werd aangelegd bij de grote stadsuitbreiding in 1613, als volkswijk voor arbeiders en emigranten. De eerste bewoners van de Jordaan hebben het goed. Er is veel vraag naar ambachtslieden, kleermakers, timmerlieden en andere toeleveranciers, maar ook naar onderofficieren en matrozen. De naam Elandsgracht verwijst naar de geschiedenis van de leerlooiers in dit deel van de Jordaan, waar van verschillende soorten dierenhuiden leer wordt gemaakt. De bewoning van de Jordaan wordt intensiever. Huiseigenaren verhuren hun zolders, kelders en kamertjes aan hele gezinnen. Tegen woningnood ontstaan vindingrijke oplossingen. Een dak wordt opgetild en een nieuwe verdieping wordt er tussen geplaatst. Doordat de huizen hoger worden, lijken de straten smaller te worden. Woningen worden ook opgesplitst in een voor- en achterhuis. Een lange smalle gang moet het achterhuis ontsluiten. Kasten worden omgebouwd tot ‘bedstee’. Tijdens de bouwperiode werd vaak bezuinigd op heipalen, waardoor verschillende huisjes begonnen te verzakken. In de 19e eeuw neemt in Amsterdam de handel en scheepvaart af. In de Jordaan ontstaat hierdoor steeds meer armoede. Meer lege woningen en achterstallig onderhoud is het gevolg. In 1891 is de Elandsgracht gedempt wegens stankoverlast. In die periode zijn ook de Palm-, Goudsbloem-, Linden-, Anjeliers- en Rozengracht aan de beurt. De verpaupering zet in, welke voortzet tot na de Tweede Wereldoorlog.